Zondag 4 april 10:00 ds. F. van Harten

Welkom en mededelingen

Intochtslied: EB lied 122 : 1

1. Daar juicht een toon, daar klinkt een stem,
die galmt door gans’ Jeruzalem;
een heerlijk morgen licht breekt aan:
de Zoon van God is opgestaan!

Stil gebed votum en groet

Zingen: Psalm 145 : 1 (NB)

1. O Heer, mijn God, Gij koning van ’t heelal,
ik wil uw naam verheffen bovenal.
Van dag tot dag roem ik uw majesteit,
ik zegen U voor eeuwig en altijd.
Groot is de Heer, zijn grootheid zij geprezen,
groot is zijn naam, zijn ondoorgrond’lijk wezen.
Van mond tot mond gaan uw geduchte daden,
van eeuw tot eeuw slaat men uw werken gade.

Aansteken van de paaskaars

Zingen: lied 161 : 1 (melodie: daar juicht een toon)

1. O vlam van Pasen, steek ons aan,
de Heer is waarlijk opgestaan!
De Zoon, die voor geen zonde zwicht,
de Zoon is als de zon, zo licht!

Geloofsbelijdenis van Nicea

Zingen: Gezang 399 : 4 en 5

4. U, Christus, onze Heer, bekleed met majesteit,
des Vaders een’ge Zoon, zij lof in eeuwigheid!
De mensheid lag in schuld en vloek voor God verloren:
Gij hebt, de mens tot heil, de schoot der maagd verkoren.
Gij hebt aan 't kruis voor ons de dood zijn macht ontnomen
en ons de weg gebaand om tot Gods rijk te komen.

5. Gij zit in heerlijkheid aan 's Vaders rechterhand,
tot Gij als Rechter eens de laatste vierschaar spant.
Laat nimmer in de nood uw bijstand ons ontberen,
Gij kocht ons met uw bloed, blijf, Heiland, ons regeren,
wil door uw koningsmacht uw erfdeel trouw bewaren,
en met uw heilig volk ons voor uw troon vergaren.

Gebed om schuldvergeving en verlichting met de Heilige Geest

Schriftlezing: Marcus 16
1 Toen de sabbat voorbij was, kochten Maria uit Magdala en Maria de moeder van Jakobus, en Salome geurige olie om hem te balsemen. 2Op de eerste dag van de week gingen ze heel vroeg in de ochtend, vlak na zonsopgang, naar het graf. 3Ze zeiden tegen elkaar: Wie zal voor ons de steen voor de ingang van het graf wegrollen?
4Maar toen ze opkeken, zagen ze dat de steen al was weggerold; het was een heel grote steen. 5 Toen ze het graf binnengingen, zagen ze rechts een in het wit geklede jongeman zitten. Ze schrokken vreselijk. 6Maar hij zei tegen hen: ‘Wees niet bang. U zoekt Jezus, de man uit Nazaret die gekruisigd is. Hij is opgewekt uit de dood, hij is niet hier; kijk, dat is de plaats waar hij was neergelegd. 7 Ga terug en zeg tegen zijn leerlingen en tegen Petrus: “Hij gaat jullie voor naar Galilea, daar zullen jullie hem zien, zoals hij jullie heeft gezegd.”’ 8Ze gingen naar buiten en vluchtten bij het graf vandaan, want ze waren bevangen door angst en schrik. Ze waren zo erg geschrokken dat ze tegen niemand iets zeiden. 9 Toen hij vroeg op de eerste dag van de week uit de dood was opgestaan, verscheen hij eerst aan Maria uit Magdala, bij wie hij zeven demonen had uitgedreven. 10Ze ging het nieuws vertellen aan de mensen die hem hadden vergezeld en die nu om hem treurden en rouwden. 11Toen ze hoorden dat hij leefde en dat zij hem had gezien, geloofden ze het niet. 12 Daarna verscheen hij in een andere gedaante aan twee van hen toen ze buiten de stad aan het wandelen waren. 13Ze gingen terug en vertelden het aan de anderen; maar ook zij werden niet geloofd. 14 Ten slotte verscheen hij aan de elf terwijl ze aan het eten waren, en hij verweet hun hun ongeloof en halsstarrigheid, omdat ze geen geloof hadden geschonken aan degenen die hem hadden gezien nadat hij uit de dood was opgewekt. 15 En hij zei tegen hen: ‘Trek heel de wereld rond en maak aan ieder schepsel het goede nieuws bekend. 16 Wie gelooft en gedoopt is zal worden gered, maar wie niet gelooft zal worden veroordeeld. 17 Degenen die tot geloof zijn gekomen, zullen herkenbaar zijn aan de volgende tekenen: in mijn naam zullen ze demonen uitdrijven, ze zullen spreken in onbekende talen, 18met hun handen zullen ze slangen oppakken en als ze een dodelijk gif drinken zal dat hun niet deren, en ze zullen zieken weer gezond maken door hun de handen op te leggen.’ 19 Nadat hij dit tegen hen had gezegd, werd de Heer Jezus in de hemel opgenomen en nam hij plaats aan de rechterhand van God. 20 En zij gingen op weg om overal het nieuws bekend te maken. De Heer hielp hen daarbij en zette hun verkondiging kracht bij met de tekenen die ermee gepaard gingen.

Zingen: Christus onze Heer verrees

1. Christus, onze Heer, verrees,    halleluja!
Heil'ge dag na angst en vrees,  halleluja!
Die verhoogd werd aan het kruis, halleluja,
bracht ons in Gods vrijheid thuis, halleluja!

Verkondiging

Prediking

Zingen: Gezang 217 : 1, 2 en 4

1. Jezus leeft en ik met Hem!
Dood, waar is uw schrik gebleven?
Hem behoor ik en zijn stem
roept ook mij straks tot het leven,
opdat ik zijn licht aanschouw,
dit is al waar ik op bouw.

2. Jezus leeft! Hem is het rijk
over al wat is gegeven.
En ik zal, aan Hem gelijk,
eeuwig heersen, eeuwig leven.
God blijft zijn beloften trouw,
dit is al waar ik op bouw.

4. Jezus leeft! Nu is de dood
mij de toegang tot het leven.
Troost en kracht in stervensnood
zal de Levende mij geven,
als ik stil Hem toevertrouw:
Gij zijt al waar ik op bouw!	

Dankgebed, voorbeden  en stil gebed

Zingen:		EB lied 132 : 1 en 3 

1. U zij de glorie, opgestane Heer
U zij de victorie, nu en immermeer.
Uit een blinkend stromen daal’d een engel af
heeft de steen genomen, van ’t verwonnen graf
U zij de glorie, opgestane Heer.
U zij de victorie, nu en immermeer.
	
3. Zou ik nog vrezen, nu Hij eeuwig leeft,
die mij heeft genezen, die mij vrede geeft. 
In Zijn Godd’lijk wezen is mijn glorie groot,
niets heb ik te vrezen, in leven en in dood.
U zij de glorie, opgestane Heer,
U zij de victorie, nu en immermeer.

Zegen:		Amen, amen, amen

Inzameling van de gaven