De Jodocuskerk

Kerkgebouw van de Hervormde gemeente te Oosterland

De oudste Kerk in Oosterland door de tijd heen   

De voorgeschiedenis,

Voor de inpoldering van de schorren van 'het Oosterland' stond er aan de Kapelledijk - de zeedijk van de Vierbannenpolder - een kapel, die onder anderen bezocht werd door herders die op de schorren hun schapen lieten grazen. In het jaar 1354 werd ‘het Oosterland’ bedijkt. Men bouwde op het hoogste punt in de nieuwe polder een eenvoudig parochiekerkje. Het nieuwe plaatsje dat om de kerk heen groeide kreeg aanvankelijk de naam Oosterkerke, een ringdorpje in het nieuwe Oosterland op het eiland Duiveland. Van die pionierfase zijn geen geschreven herinneringen bewaard gebleven.

Kerkbouw en politiek, nieuwe ontwikkelingen

Omstreeks het jaar 1400 komt de tot dan toe trage groei van het dorp in een stroomversnelling: er is een machtsstrijd ontstaan tussen de graaf van Zeeland en de ambachtsheren van de Vierbannenpolder en 'het Oosterland'. Hij ontneemt alle ambachtsheren hun rechten als leenman, stelt zijn rentmeester aan als ambachtsheer en bevordert Oosterland tot de status van ’hoge heerlijkheid’. U vraagt zich nu af: “Wat heeft dat met de kerk van Oosterland te maken?” In die dagen was er ook al een machtsstrijd geweest tussen het bisdom Utrecht en de ambachtsheren in Zeeland over de vraag wie de parochiepastoor mocht benoemen. De ambachtsheren hadden daarbij aan het langste eind getrokken en mochten zich met die benoemingen bemoeien. Bovendien was het zo, dat een ambachtsheer in een belangrijke parochie met een representatief kerkgebouw de ‘Vierschaar’ mocht spannen. Van die lokale rechtbank werd hij dan voorzitter, wat zijn machtspositie weer versterkte. De benoeming van de rentmeester van de graaf van Zeeland tot ambachtsheer van de kersverse ‘hoge heerlijkheid' Oosterland was dus een politieke zet om de te groot geworden macht van de ambachtsheren op Duiveland te beperken. Op het kerkelijke erf had dat een belangrijk gevolg: de graaf liet de nieuwbenoemde ambachtsheer investeren in de kerkbouw van de parochie van Oosterland en in de daarmee ontstane mogelijkheid tot de vorming van een ‘Vierschaar’ om zijn aangetaste politieke macht op Duiveland te herstellen in een nieuw machtscentrum, met mensen die hem trouw en dankbaar zouden zijn.

De toren

Zo kwam er dus geld beschikbaar voor de bouw van een toren met daaraan vastgebouwd een vernieuwd kerkgebouw. Het volle bedrag zou door het kleine aantal parochianen nooit kunnen zijn opgebracht. Hiermee stond Oosterland kerkelijk en politiek op de kaart.

Zo’n 25 jaar later werden er twee klokken in de toren opgehesen: de veldklok voor de dagelijkse tijdsindeling en de luidklok voor bijzondere gelegenheden zoals kerkdiensten, begrafenissen, brand en overstromingen. Op de veldklok van 235 kg staat “Willam Butndic fecit, ave Maria, gratia plena, dominus te cum” (Willem Buitendijk heeft mij gemaakt, wees gegroet Maria, vol van genade, de Heer is met u.) De luidklok van 450 kg heeft als opschrift Willam Butndic fecit int jaer onses Heere MCCCCXXIIII. ( Willem Buitendijk heeft mij gemaakt A.D.1424). Rond het jaar 1750 waren er plannen om de toren een spits te geven. Zonder succes omdat de Staten van Zeeland geen medewerking verleenden. In de Tweede Wereldoorlog, op 31 maart 1943, werden de klokken door de bezetter uit de toren gehaald om ze om te smelten tot grondstof voor de oorlogsindustrie. Het schip waarmee ze werden vervoerd zonk op het IJsselmeer. De toren zelf werd op het einde van de oorlog door beschietingen zwaar beschadigd. Het schip werd na de oorlog geborgen. Na de bevrijding werd de toren hersteld en hoger opgebouwd. Toen konden de klokken van Oosterland opnieuw en ongeschonden worden opgehangen. Het zadeldak - kenmerkend voor Friese en Normandische torens -  is een unicum in Zeeland.

Het kerkgebouw

Na de inpoldering werd een klein houten parochiekerkje gebouwd. Van de opdrachtgevers tot deze bouw, de inwijding en de namen van de pastoors uit de eerste 50 jaren is ons niets overgeleverd. Na de vernieuwingen in de eerste 25 jaar na 1400 is het weer stil. Rond het jaar  1500 is er kennelijk voldoende kapitaal in Oosterland voor een ingrijpende vernieuwbouw. Achter het lage, oude kerkje komt een nieuw gebouwd gotische koor. De bedoeling zal zijn geweest om met twee zijbeuken en een schip tussen de oude kerk en het nieuwe koor het geheel tot een ‘kruiskerk’ te verbouwen en de toren daarna op te trekken om die in een goede verhouding met het kerkgebouw te brengen. Het is er niet van gekomen. De troebele tijden en de Reformatie hebben aan die plannen voorgoed een einde gemaakt. In 1612 werd Oosterland getroffen door een grote dorpsbrand. Ook het oude, lage gedeelte van het kerkgebouw achter de toren brandde af. De opengevallen ruimte tussen toren en koor werd later benut om er het dorpsschooltje te bouwen. Nog veel later werd het gemeentehuis van Oosterland er gevestigd. Nu staat daar de ‘Voorkerk’, de vergaderruimte van de Hervormde Gemeente. Onder het gotische koor werd, zoals toen gebruikelijk, een grafkelder aangelegd. Daar werden de geestelijken en de notabelen van de parochie in begraven. De  vijf allerrijksten kregen een bewerkte grafzerk. De oudste is van 1515, de laatste uit 1702. Ze liggen er nog, voor de preekstoel. De minder rijken werden ter aarde besteld op het kerkhof, rondom de kerk gelegen.

De eeuwen door werd het kerkgebouw door onderhoud voor verval behoed. De financiële last daarvan drukte zwaar op het budget van de kerkelijke gemeente. Het onderhoud van het dak was een last. Het brandgevaarlijke strodak moest regelmatig opnieuw worden gedekt. Het werd vervangen door een pannendak en daarna kwamen er leien. Van verbouwingen, zoals aanbouw en afbraak van ruimten aan het kerkgebouw, zijn de sporen aan de buitenkant nog zichtbaar. De verlenging met 9 meter tezamen met de bouw van de gaanderij voor het orgel was zeker ook een zeer grote ingreep. En niet te vergeten het ingrijpende herstel in 1954 na de Watersnoodramp!

Het interieur van de kerk

In de begintijd stonden de kerkgangers tijdens de diensten. Later kwamen er eenvoudige banken. Nog veel later stonden er ook stoelen die men kon huren. Kaarsen zorgden voor licht op de preekstoel en langs de wanden. De koster was belast met de verlichting. Hij mocht de stompjes voor eigen gebruik meenemen.

Onder toezicht van de Rijksdienst voor Monumentenzorg werd in 1954 voor een nieuwe aankleding van de kerkruimte gezorgd, die nu nog indruk maakt door de sfeer die het geheel uitstraalt: de preekstoel uit ± 1700 met een lessenaar, rustende op een uit hout gesneden schelp. Daarvoor de doopvont met de zilveren schaal, geschonken in 1704 door ds. Muller. De tafel met de opengeslagen Statenbijbel en de eikenhouten banken. De prachtige koperen kroonluchters. Het orgel en de gerestaureerde gotische spitsboogramen, met daarboven het boogvormig gewelfde plafond. Achterin de kerk onder een baldakijn de ambachtsherenbank, met de familiewapens van de ambachtsheren De Jonge en Stavenisse, daterende uit ± 1650. Vóór 1954 stond die bank voorin de kerk en was gereserveerd voor de ambachtsheer / -vrouwe. De plaats voorin gaf de belangrijkheid van deze persoon aan. De ambachtsheer had onder meer grote zeggenschap in de benoeming van de predikant en de kerkelijke ambtsdragers. Een markante ambachtsvrouwe was Suzanna Maria Loncque. Zij investeerde veel geld in Oosterland en werd daardoor de weldoenster van Oosterland genoemd. Zij financierde de herberg met de rechtskamer in 1740 en de korenmolen in 1752. Ze schonk de kerk een bewerkt, zwaar zilveren avondmaalsstel, bestaande uit één groot bord, twee kleinere en twee zilveren bekers. Ook reserveerde ze een bedrag voor de bouw van een nieuwe torenspits en legateerde een kapitaal voor de bouw en het onderhoud van een tehuis dat onderdak moest bieden aan armlastige gezinnen die door de diakonie en de armmeesters van Oosterland werden onderhouden. Na haar overlijden is in 1753 het ‘Gasthuis’ van dat geld gebouwd. Tot op heden is het een fraai monument dat de Sint Joostdijk opsiert. Voor haar dood bepaalde zij zelf dat tot haar nagedachtenis in de kerk een marmeren grafmonument - een epitaaf - moest worden opgehangen, naar de tekening van een beroemd Antwerps ontwerper, met onder andere de familiewapens van de families Cau en Loncque met de daarbij behorende 16 ‘kwartieren’. De tekst van het medaillon is in het Latijn

“D.O.M.” (Deo optimo maximo = aan God de Allerhoogste, de Algoede) en vertaald:

                                 “Grafmonument van de adellijke vrouwe

                    Suzanna Maria Loncque, ambachtsvrouwe van Oosterland,

                                     Sirjansland en Oosterstein enz. enz.

                Weduwe van wijlen Johannis Cau, eertijds Heer van Domburgh,

                 schepen en oud-burgemeester van Zierikzee en thans overleden

Zo is het heerlijk eenmaal weer op te staan. Het leven is mij Christus, het sterven mij gewin. Op aarde moet gewerkt worden, maar in het graf is er zachte rust, totdat de hoogste vreugde komt op de jongste dag. Zij is geboren te Middelburg, september 1699, nadat zij 53 jaar geleefd heeft, sinds de dag waarop zij geboren is. Zij is overleden te Oosterland 2 september 1752.”

14e eeuwse kerk

De van oorsprong 14e-eeuwse kerk, welke was gewijd aan de Heilige Jodocus, werd in 1612 door brand gedeeltelijk ver­woest. Alleen het 15e-eeuwse koor, dat in de 19e eeuw met twee traveeën werd uitge­breid, en de uit de tweede helft van de 14e eeuw daterende toren, die werd inge­kort tot de huidige sobere zadeltak toren, bleven bewaard. Op de plaats van het schip verrees een school­gebouw. De toren werd, nadat deze bij een geal­lieerd bombarde­ment in januari 1945 zwaar bescha­digd raakte, in 1949/50, tegelijk met de restauratie van de kerk, herstel­d. Op 27 augustus 1972 werd de kerk na een volgende restauratie weer in gebruik genomen.

Het terrein gelegen rond de kerk is in vroeger eeuwen in gebruik geweest als begraafplaats, de enkele stenen die er nog liggen geven dat weer. Verder is er een monument te zien voor onze dorpsbewoners die in de oorlogsjaren (1940-1945) zijn gevallen voor het vaderland.

Aan de noordzijde bevindt zich een waterput of regenbak die in 1752 is aangelegd voor de burgerij en die ook diende als watervoorraad bij een eventuele brand.

Naamgeving van de kerk

Over de wijding van het altaar in de Rooms Katholieke kerk in Oosterland is ons niets overgeleverd. Wel de naam van de schutsheilige, Jodocus, een Bretons koningszoon, kluizenaar en stichter van een klooster – het later Benedictijner klooster Saint Josse-sur-Mer in Bretagne. Hij sterft in 669 en word heilig verklaard. Zijn kerkelijke feestdag valt op 13 december. In de 9e eeuw breidt zijn verering zich uit naar het oosten tot in Duitsland en naar het noorden van frankrijk. Zo komt zin faam en naam ook tot in de Lage Landen bij de zee en leent die aan de kerk in het nieuw gewonnen ‘Oosterland’. na beschadiging van de kerk in 1566 door beeldenstormers gaat in 1574 de dorpskerk over naar de aanhangers van de ‘nye leere’. Het enige dat in Oosterland nog herinnert aan de heilige Jodocus is een straatnaam: de Sint Joostdijk, in het Oosterlands ‘de Sintjesdiek’ en nog een enkele Joos of Joost in de doopboeken van weleer….

De kerkgeschiedenis van Oosterland in vogelvlucht

In de Middeleeuwen, bij het droogleggen van de Oosterlandse polder, was de Rooms-katholieke vorm van het Christendom de meest aangehangen religie in de Lage Landen.      De eerste geestelijke in Oosterland die we bij name kennen is Johannis van Weer(t)husen. In 1405 werd hij door het Kapittel van Oudmunster van het bisdom Utrecht  benoemd tot pastoor in de parochiekerk van Sint Jodocus (= Sint Joost) te Oosterland in Nieuw-Duiveland. De namen van zijn voorgangers vanaf 1354 zijn niet bekend, evenmin als vele van zijn opvolgers. In 1574, toen de Reformatie ook op Duiveland een feit was, werd Bernard Pietersz. predikant in Oosterland. Hij bediende ook de gemeenten van Sirjansland en Bruinisse. Hij was de eerste van de 47 predikanten die hem tot 2007 zijn opgevolgd. In 1774 werd op last van de Staten van Zeeland door de ambachtsheer van Oosterland een nieuwe psalmberijming ingevoerd. De kerk van de Reformatie heette in die dagen “de Nederduitse Gereformeerde Kerk”. Na de Franse Tijd kwam Koning Willem I in 1816 met een naamswijziging van die Kerk en voerde een “Algemeen Reglement voor bestuur van de Nederlandse Hervormde Kerk” in. Hiermee werd een door de overheid bevoorrechte staatskerk een feit. Na de Tweede Wereldoorlog is de band tussen Kerk en Staat losgelaten. In 2004 is de Nederlandse Hervormde Kerk deelgenoot geworden van de nieuwgevormde Protestantse Kerk in Nederland.

 Ten uitgeleide

In dit overzicht zijn eeuwen aan u voorbijgegleden.

En ondanks de vele rampen, zoals stormen, branden, oorlogen en overstromingen hebben toren en kerk de eeuwen doorstaan, bedenk dat de klokken in de toren al meer dan 650 jaar hun stem laten horen – tot bede en dank – bij rouw en trouw om zo onze dorpsgemeenschap ter kerke te roepen of te laten delen in verdriet en vreugde.

Zo is het oudste gebouw van Oosterland, het kerkgebouw, steeds betrokken geweest - en nog - bij lief en leed, geloven en wanhopen, leven en sterven, als onderkomen van oudsher van de Christelijke geloofsgemeenschap in het dorp. Hier kunnen we als gemeente iedere zondag weer samenkomen rondom een geopende Bijbel, in de ontmoeting van de Eeuwige - onze God, om te kunnen horen hoe we moeten leven en samenleven.

 

Ter afsluiting een gedicht wat ergens in Nederland in een kerk te lezen is.

 

           Dit is het huis van God

           en voor de mens een woning

           waar ’t zoekend hart

           zijn Schepper vindt en hoort

           wie binnengaat, men ga

           als tot zijn Koning

           gehoorzaam aan Zijn wet

          en buigend voor Zijn woord.       

 

En daarom  -   Here God, ontmoet ons

 

U bent de God die rust geeft:                              Leer ons te mógen leven.

Grazige wateren, rustgevende wateren.             Leer ons te mógen werken

Waar zouden wij die anders zoeken                    Met de rust in de rug

Dan in de ontmoeting met U?                             met de rust voor ogen

Ontmoet ons, O God, in Jezus Christus.            Ont-moet ons.

Bevrijd ons van het moeten.                               In Jezus naam.    Amen.

 

Bronnen:

Archief kerkenraad Hervormde gemeente te Oosterland

Gemeente archief Schouwen – Duiveland

Literatuur:

Th. van Deursen, Een dorp in de polder, Graft in de zeventiende eeuw, Amsterdam 1994

M.G. Westerhof e.a., Duiveland zoals het was, Zierikzee 1974

Cor Pols, Oosterland in vroeger tijden 1, Zierikzee 1996

J.H. Simmelink,  Kroniek van het land van de zeemeermin (Schouwen-Duiveland)

 

Colofon

Deze brochure is een uitgave van het College van Kerkrentmeesters

van de Hervormde gemeente te Oosterland.

Samenstelling en bewerking: L.M. van der Werf.

Oktober 2007.